Russen houden van natte voeten

Juncus, in het Nederlands rus geheten, is een plantengeslacht dat een grote diversiteit aan soorten kent. Er zijn er maar liefst over de 300. Enkele daarvan zijn inheems in Nederland. Een belangrijk kenmerk van Juncus is de groene, ronde en onvertakte stengel. Gewoonlijk is die gevuld met merg dat vroeger gebruikt werd als kaarsenpit. Niet voor niets heeft de in Nederland veel voorkomende Juncus effusus als Nederlandse naam pitrus. Russen groeien meestal op vochtige grond of in moerasgebieden.

Kurkentrekker

De stengels van de meeste Juncus-soorten zijn opvallend taai. Dat is de reden dat ze prima als vlecht- of bindmateriaal te gebruiken zijn. Vroeger maakte men er stoelzittingen en vloerkleden van. In tuincentra is ook Juncus te vinden. Vaak gaat het om speciale variëteiten die goed gedijen in kleine particuliere tuinvijvers. Meest opvallende is Juncus effusus ‘Spiralis’ met stengels die groeien als een kurkentrekker. Het blad is wintergroen en bloemschikkers gebruiken dat graag in hun creaties.

Een nieuwe rus!

Kwekers zoeken altijd naar nieuwe planten die ze kunnen introduceren. Zoektochten naar de blauwe roos en de zwarte tulp zijn daar sprekende voorbeelden van. De natuur zelf zorgt echter ook voor nieuwe aanwas en meestal gebeurt dat door spontane kruisingen. Zo werd in de zomer van 2009 een nieuwe Juncus gevonden. Tijdens een zoektocht van twee ecologen en een groep studenten bij Nieuwleusen in Overijssel, ontdekten zij een Juncus-soort die zij niet konden thuisbrengen. Het bleek om de van oorsprong Noord-Amerikaanse Juncus dudleyi te gaan die nog nooit eerder in Nederland was aangetroffen. Verder zoekend, vonden ze ook nog een andere onbekende rus. Die groeide tussen de eerder ‘ontdekte’ Juncus dudleyi en de in Nederland wel bekende Juncus tenuis. Het bleek hier om een natuurlijke kruising te gaan. Een geheel nieuw plant dus! De rus kreeg de doopnaam Juncus x sallandiae ‘Corporaal et Schaminee’ vernoemd naar de vinders Albert Corporaal en Joop Schaminée.